Wednesday, May 24, 2006
De zaak-Harry Bout: een avond in april 1985
Vera, Dawn, Al en Harry waren uitgeweest. De eerste haakte af, Al ging nog mee om door te drinken in het huis van Harry's moeder waar hij op dat ogenblik met Dawn woonde.
Er was nogal wat drank gevloeid daarna. Al en hij hadden samen bijna een hele fles whiskey op, Dawn ongeveer anderhalve fles wijn in haar eentje. "Gebruikten jullie er nog iets bij?" vroeg ik, om een nader beeld van de stemming te krijgen. "Ja, coke." Hiermee blijkt een zoetig bruin drankje bedoeld te zijn dat de werking van de whiskey juist versterkt moet hebben.
Hij ging met Dawn, die tot voor kort straatprostituee was geweest. Ze was zeventien. Een deel van wat gebeurd is moet verklaard kunnen worden aan de hand van zijn vraag, nu nog: "Vind je haar niet mooi?" Als je het echt eerlijk wilt weten: ik zie niets bijzonders aan haar. Over deze reactie is hij verbaasd en bijna verslagen. Wij zitten hier tenslotte door haar toedoen, dus wij kijken er anders tegenaan. Maar hij zit daar ook door haar toedoen.
Hij was nog getrouwd met Robin, die zwanger van hem was, maar zij waren al uit elkaar. Hij was eerst nog met een vriendin van Dawn gegaan. Zij bleek nota bene een vroeger buurmeisje te zijn. Zonder plichtplegingen of redelijke aanleiding had zij de hond van zijn moeder doodgeschoten ("Hij wilde mij bijten"). Dit moest verdoezeld worden voor zijn moeder. Het maakte hem blijkbaar niet minder verliefd. Hij was 26.
En op die avond besprak hij met Al dat hij wel eens wat wilde doen met Vera, de vriendin van Al (die overigens ook netjes getrouwd was en niet in scheiding lag). En Al wilde wel eens met Dawn. Het leek die avond bedisseld en uitgevoerd te zullen worden, althans het tweede deel van de partnerruil. Dawn had haar afkeer van zwarte mensen in het algemeen niet onder stoelen of banken geschoven. Maar Al en zij gingen naar boven, voor een tamelijk zakelijk nummertje onder invloed.
Harry had al eens wat opgeknapt wegens valsemunterij. Zijn broeder in deze kwade zaak was Elvin Shaver, die vrij was op erewoord. Met Al had hij een nieuwe drukpers geregeld om nieuwe stoute dingen te gaan doen - aandelen drukken om zo'n typisch Nigeriaans opzetje te gaan uitvoeren waarmee echt geld binnen te slepen was. "Niet mooi van ons, slecht," weet hij, en tegelijkertijd verzucht hij: "We hadden miljonair kunnen zijn." Shaver vertrouwde de hele zaak met die drukpers niet en was bang dat hij er weer de nor voor in zou draaien. Dawn had contact met Shaver, wist Harry.
Hij schonk nog eens in terwijl Al en Dawn naar boven waren. Er klonken twee schoten. Harry greep een jachtgeweer, laadde dit en rende de trap op. Mevrouw Evelyn Schnieder, die in een kamer op de eerste verdieping woonde, zag hem de trap op komen - zij had de schoten natuurlijk ook gehoord. "Wat is er aan de hand?" "Niets," antwoordde hij, of iets van die strekking, en hij sloot haar deur, "slaap verder." "Harry, Harry," riep Al vanuit de grote slaapkamer, en er klonk nog een schot.
Zij zat op het ontklede lijk van Al. Al bloedde heftig uit zijn hoofd, waar de kogels terechtgekomen waren. Toen het er op aan kwam had zij toch niet gewild, en Al had boos willen weglopen. Dawn wist dat Shaver langs zou komen om te vragen hoe het nu zat met die drukpers. Blijkbaar vond zij het de beste manier om de confrontatie door te laten gaan om hem neer te schieten. Dood.
"Should not you go to the bathroom?" vroeg hij in ontsteltenis kijkend naar het bloedbad. "Ach nee, waarom?" Zij bleef op het lijk zitten, tilde het hoofd op aan zijn haren en zei tegen het dode hoofd: "You certainly don't need a bathroom, do you?"
Nadat Dawn tenslotte toch van het lijk was opgestaan brachten Harry en zij de nog steeds bloedende Al naar beneden en zij legden het lijk in het bad.
Shaver, Dawn en hij wisten niets beters te doen dan het lijk in een gat in de grond in de kelder te verstoppen. Het werd provisorisch met cement afgedekt. Maar er stak nog wel stoffelijk overschot naar buiten.
"Ik heb mijn vriend niet eens een behoorlijke begrafenis laten hebben," hij is er nog steeds ontdaan over.
Na de moord was hij nog steeds verliefd genoeg op Dawn dat in de tijd die verstreek tussen de moord en het uitkomen van de zaak er aan een zwangerschap gewerkt kon worden die loos alarm bleek. Hij moest voor zijn gevoel wel bij haar blijven omdat uitzetting naaar Nederland vanwege de valsemunterij dreigde.
Hij deed alles sinds die avond mechanisch. Moest zichzelf opdrachten geven, alsof hij buiten zichzelf stond. Een arts vertelde hem jaren later dat dit een shocktoestand was. Deze brokstukken van die avond opschrijvend moet ik als chroniqueur wel concluderen dat ook de dader zelf, Dawn, in een andere staat van bewustzijn geweest moet zijn in die tijd.